The Beggar's Opera is een satirisch toneelstuk van John Gay. Christopher Pepusch componeerde voor dit stuk een ouverture en zorgde voor de arrangementen van de liedjes.
The Beggar's Opera (de opera van de bedelaar) was een van de populairste toneelstukken van de 18de eeuw en is door de eeuwen heen meermaals opnieuw opgevoerd. De bekendste bewerking is wel die van Bertolt Brecht: die Dreigroschenoper.
De 69 korte songs zorgen met name veur de levendigheid en de afwisseling van het stuk. Soms zijn ze speels en spottend, en soms zijn ze cynisch of melancholisch. Ze lijken altijd, ongeacht het metrum of het rijmschema, eenvoudig en natuurlijk. The Beggar's Opera is en blijft belangrijk voor de geschiedenis van het toneel. Benjamin Britten gebruikte in 1948 de tekst van The Beggar’s opera als libretto veur een operabewerking.
Zoals eerder vermeldt is de bekendste bewerking van The Beggar’s opera wel die van Brecht.
Kurt Weill componeerde de muziek. Weill heeft alleen gebruik gemaakt van de melodie van ’t eerste liedje uit The Beggar’s Opera, de rest is door hem nieuw gecomponeerd en gearrangeerd. Door de bewerking van Brecht is het origineel van John Gay op de achtergrond geraakt.
Er zijn een aantal duidelijke verschillen tussen The Beggar’s Opera en de Dreigorschenoper: de korte flitsende liedjes werden vervangen door meer uitgebreide songs. Ook laat Brecht het stuk een eeuw later in de tijd spelen.
Dus niet in de tijd wanneer Gay het heeft geschreven, maar ook niet in zijn eigen tijd (begin 20e eeuw). De namen van de spelers hadden een duidelijke functie. Ze benadrukten de personages van de speler. Brecht maakt gebruik van de originele Engelse namen en maakt daardoor geen gebruik van de mogelijkheid om zelf ook de namen op die manier te gebruiken. Gay schreef een opera voor en door bedelaars, maar geen opera over bedelaars. Brecht benoemt in zijn inleidende tekst duidelijk dat het een opera is over bedelaars.
De Nuuj Baedelaers is een “vervolg” op de Driesjtuver Opera die in 2012 werd opgevoerd. Toen kwamen rond de 1000 mensen kijken en luisteren naar de Roermondse versie van de beroemde Dreigroschenoper van Bertolt Brecht en Kurt Weill. De opera, die geen opera is maar een satire op de corruptie in de maatschappij, werd in het Remunjs vertaald door singer/songwriter Ton Custers. De zes uitverkochte voorstellingen in het Niekée college werden door Brechtfans en dialectliefhebbers bijzonder gewaardeerd.
De Stichting 3Sjtuver heeft Ton Custers de vrije hand gegeven voor een vervolg en hij is daarvoor teruggegaan naar de oorspronkelijke Beggar’s Opera van John Gay uit 1728, waarop ook Brecht zijn versie baseerde. Ton heeft het verhaal in onze tijd geplaatst, de tekst ingekort en er 40(!) korte en langere liederen bij gecomponeerd. En natuurlijk weer allemaal in het dialect!
De rode draad van het verhaal is overeind gebleven, maar er zijn wel de nodige aanpassingen doorgevoerd. De twee grootste aanpassingen zijn wel dat het speelt in deze tijd en dat er flink gehusseld is met de mannen- en de vrouwenrollen.
Het plaatsen van het verhaal in deze tijd leverde wel een aantal problemen op bij het volgen van de originele verhaallijn. In The Beggar’s Opera wordt Macheath ter dood veroordeeld. Dit feit en de constante dreiging daarvan is als een rode draad door het hele stuk heen verweven. Omdat wij gelukkig geen doodstraf meer kennen is voor een andere oplossing gekozen.
De actualiteit rond de verwevenheid van de onderwereld met de vastgoedhandel en alles wat daar, met name in de buurt van Amsterdam, mee samenhangt kan goed gebruikt worden als vervanging.
Het origineel is een stuk voor en door bedelaars. Op zoek naar de bedelaars van deze tijd kwamen als vanzelf de ZZP’ers in zicht. Een belangrijke rol als Verraojum heeft dan ook niet zoals in Die Dreigroschenoper een bedelaarswinkel, maar heeft een adviesbureau. Ook de gevangenisdirecteur van de geprivatiseerde gevangenis is een ZZP’er.
In de nieuwe opzet is verder gekozen voor:
- Gebruik van veel korte liedjes waar door meer afwisseling in het stuk komt. Minder lange monologen en dialogen aan een stuk. Voor iedere hoofdrol is er wel een langer liedje (langer den twee minuten) geschreven. Ook de puur instrumentale stukken zijn wat langer, omdat die ook soms een spelondersteunende functie hebben.
- De namen zijn aangepast. Zoals in het origineel vertellen ze iets over de persoon. Zoals MacKat met de zeven levens, Petoet de gevangenisdirecteur, mevrouw Horecas de eigenaresse van ’t bordeel/casino.
- Het stuk speelt, net zoals het origineel in de tijd waar in het wordt gespeeld. Elementen die nu spelen komen dan ook terug in het stuk (bonnetjesaffaire, een bos bloemen moeten wij krijgen).
- Het “verfremdungsaspect” van Brecht komt ook weer terug. De armoedzaaier die zich continu met het spel bemoeit blijft mensen uit de illusie, die het toneel kent, halen.
- Voor het eerste gezongen liedje is ook weer gekozen voor de melodie die ook in 1728 als eerste zangliedje is gebruikt, maar dan met een nieuw arrangement. De rest van de melodieën en arrangementen zijn allemaal nieuw.